In het onderwijs is er de laatste jaren veel aandacht voor de duurzame inzetbaarheid van medewerkers. Hiermee wordt bedoeld dat medewerkers gedurende hun werkende leven in staat blijven om hun werk met behoud van gezondheid en welzijn uit te voeren en hierin voldoende blijven functioneren. In dit kader kunnen we ons afvragen hoe deze aandacht voor duurzame inzetbaarheid zich verhoudt tot Bijbelse principes. In dit tweeluik zullen we hierover nadenken. Allereerst bespreken we hoe je als medewerker je werk mag doen vanuit een Bijbels perspectief. In het tweede deel zullen we ingaan op de vraag waarom je als werkgever mag investeren in de duurzame inzetbaarheid van je medewerkers.
Bijbelse opdracht tot arbeid
De Bijbel leert ons dat werk er al was vóór de zondeval. Adam en Eva kregen van God de opdracht om de aarde te vervullen en te onderwerpen (Gen. 1:28). Hij plaatste hen in de Hof van Eden om deze te bewerken en te onderhouden (Gen. 2:15). Vanaf het begin is de mens bedoeld om als medearbeider in verbondenheid met God te werken. Werk was een vreugdevolle taak in dienst aan God. Na de zondeval veranderde dit. Door onze ongehoorzaamheid kreeg werk een andere betekenis: het geeft niet alleen vreugde, maar ook moeite en verdriet. Gezondheid, welzijn en welbevinden zijn niet meer vanzelfsprekend. Het is nu onze verantwoordelijkheid om in ons eigen onderhoud te voorzien (2 Thes. 3:10), maar het kan nog steeds vreugde en betekenis geven (Pred. 3:22).
De Bijbel moedigt ons aan om hard en eerlijk te werken (Spr. 10:14 en Spr. 12:11). We doen ons werk immers niet alleen voor onszelf, maar voor de Heere (Kol. 3:23-24). Werk is daarom niet alleen een middel tot levensonderhoud, maar ook een manier om God te eren en anderen te dienen (Joh. 13:14-15).
Gezondheid en welzijn
Naast de Bijbelse opdracht tot arbeid, leert de Bijbel ons ook om zorgvuldig met ons lichaam om te gaan, zowel fysiek als mentaal. In 1 Korinthe 6:19-20 lezen we dat Paulus de gemeente van Korinthe oproept zich ervan bewust te zijn dat het lichaam geschapen is tot eer van God en niet voor zondige doeleinden. Matthew Henry schrijft in zijn verklaring over dit tekstgedeelte ‘En de Heere is voor het lichaam, dat wil zeggen dat Christus de Heere van het lichaam moet zijn, dat Hij het ten eigendom heeft en er heerschappij over heeft. Wij moeten ervoor oppassen, dat wij niet gebruiken wat Christus behoort alsof het van onszelf was en wij moeten het nog veel minder gebruiken tot Zijn oneer’. Zowel onze lichaam als onze geest moeten we gebruiken om God te verheerlijken.
Praktisch betekent dit dat we moeten zorgen voor voldoende beweging, gezonde voeding en rust. Onze mentale gezondheid vraagt om balans tussen werk- en privé, het beheersen van stress, en reflectie op ons gedrag. Zoek gezelschap, hulp en steun bij familie, vrienden en collega’s bij zorgen, maar ook bij het delen van mooie momenten in ons leven.
Belangrijker nog is de zorg voor onze ziel. Stille tijd voor gebed en het bestuderen van Gods Woord zijn onmisbaar. De Heere wil dat wij de omgang met Hem zoeken ‘Hoort naar Mijn stem, zo zal Ik u tot een God zijn, en gij zult Mij tot een volk zijn; en wandelt in al den weg dien Ik u gebieden zal, opdat het u welga’ (Jer. 7:23).
Ondanks dat we een verantwoordelijkheid dragen voor onze gezondheid, is onze gezondheid niet maakbaar. In de HC, zondag 10 lezen we dat ‘alle dingen, niet bij geval, maar van Zijn Vaderlijke hand ons toekomen’.
Rust
Duurzame inzetbaarheid draait om het vitaal en inzetbaar blijven gedurende ons hele werkende leven. Ook al neemt werk een belangrijke plaats in ons leven in; we zagen ook al dat rust net zo belangrijk is om dit doel te bereiken. Rust is cruciaal voor het fysieke herstel van ons lichaam en voor het voorkomen van stress en burn-out.
De Bijbel erkent het belang van rust en herstel. God zelf stelde bij de schepping een ritme van werk en rust in. De Heere Jezus nodigt Zijn discipelen uit om te rusten na een periode van hard werken: ‘komt gijlieden in een woeste plaats hier alleen, en rust een weinig’ (Mark. 6:31). We lezen ook dat de Heere Jezus van Zichzelf zegt dat Hij moet werken zolang het dag is (Joh. 9:4). Natuurlijk hebben die woorden daar een specifieke betekenis. Ze zien namelijk op het werk dat Hij als Zoon van God, in de tijd dat Hij hier op aarde is, te doen heeft. Maar de beelden die de Zaligmaker tijdens Zijn leven hier op aarde gebruikt, sluiten ook altijd aan bij de praktijk van het alledaagse leven. Ze zijn immers aan die praktijk ontleend en strijden daar dan ook niet mee. Het belang van rust blijkt ook uit het sabbatsgebod ‘Gedenkt den sabbatdag, dat gij dien heiligt’ (Ex. 8:6-10). Hoe mooi is het om hierin Zijn trouwe zorg voor ons te zien. Ondanks onze tekortkomingen heeft de Heere in deze Bijbelse uitgangspunten onze gezondheid en welzijn op het oog.
Gebruik van je talenten
In Mattheüs 25 lezen we dat onze talenten niet alleen gaven zijn die we hebben ontvangen, maar dat ze ook verantwoordelijkheid met zich meebrengen. Elk talent dat we hebben, of het nu gaat om intellectuele, emotionele of praktische vaardigheden, is ons door God gegeven met een specifiek doel: om Hem te dienen en om anderen te helpen.
God vertrouwt ons talenten toe, niet om ze voor onszelf te houden, maar om ze te investeren en te vermenigvuldigen voor Zijn koninkrijk. Deze talenten zijn waardevol en uniek, en we zullen verantwoording moeten afleggen over hoe we ze hebben gebruikt. Dit besef kan confronterend zijn, omdat het ons doet nadenken over onze eigen verantwoordelijkheden, maar het mag ook bevrijdend zijn, omdat we weten dat God ons zowel de talenten als de kracht wil geven om ze op een goede manier te gebruiken.
Met vreugde en toewijding
Bij het gebruik van onze talenten is het belangrijk te erkennen dat elk talent, hoe groot of klein ook, van grote waarde is in de ogen van God. We moeten onze talenten niet onderwaarderen, maar ze met vreugde en toewijding inzetten. Laten we het ook gebruiken om te beseffen dat we onze talenten niet moeten vergelijken met die van anderen, maar om ons te focussen op het getrouwe gebruik van wat ons is toevertrouwd.